------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------





4-5 april 2015: Paaswake

De transformatie van ons leven

Marcel Braekers

Openingszang 590: "Tegen de dood"

Begroeting


‘Verbreek het zegel van de dood, God, en laat uw oeverlicht ons helen.’
De zwaarte en ontgoocheling van de voorbije gebeurtenissen wogen op de leerlingen van Jezus. Net als zij blijven ook wij met zoveel vragen achter: vragen omtrent wreedheid van mensen, vragen omtrent lijden en dood. ‘Wat als liefde wegdeemstert en mensen terugvallen in het niets? Laat uw oeverlicht ons dan helen, God’ zo zongen wij. Het is een smeekgebed om van de andere oever licht te laten schijnen op ons kleine, schamele bestaan, omdat we machteloos moeten ondergaan wat het leven ons en ook Jezus opdringt.

De vraag wat met die Rechtvaardige, de lijdende Dienaar, Jezus van Nazareth is gebeurd, sleept ons in deze nacht mee in een groots gebeuren waarbij het niet alleen om zijn dood en verrijzenis gaat. Heel de geschiedenis van de Bijbel komt ter sprake met daarin onze persoonlijke geschiedenis verdisconteerd. We zullen horen hoe vanaf het begin reeds sprake was van een boom van eeuwig leven als symbool van het onbereikbare. Hoe mensen elkaar gingen onderwerpen en ze het aandurfde zich te bevrijden, omdat ze geloofden in een beschermende God. En de tocht eindigt met de boodschap dat een nieuwe schepping is gekomen, een waarin de dood en het doodse het moeten afleggen tegen de scheppende kracht van God. Bijbelse verhalen zullen we begeleiden met de grote tekenen van water en vuur om zo ons te laten transformeren tot nieuwe mensen. Met Jezus willen we begraven worden om op te staan tot nieuw leven. Dat geloven en beloven we bij de hernieuwing van ons doopsel.

Gebed

Gij hebt , o God, Ons en onze wereld
Uit de verduistering Opgericht.
Want Hij, uw geliefde en gezalfde,
Heeft ons een weg gebaand door het diepe donker.
En nog geeft de vreugde van Pasen ons moed.
Laat ons uw vertrouwelingen zijn,
Kind aan huis bij U,
En geef ons blijdschap die stand houdt.
Bij onze naam zijn wij gekend,
Tot vrijheid geroepen
En met ontferming voorgegaan door Jezus Messias,
Die herder en hoeder van mensen.
Geef ons vertrouwen om te gaan
En zijn spoor te volgen. (S. de Vries)

Scheppingsverhaal


‘In het begin’ zo vangt de Bijbel aan. In het begin of ook ‘vanaf het begin en dus altijd opnieuw’ is er die droom van een zorgeloos bestaan. Als een vegetariër leefde de mens op een natuurlijke manier verbonden met de kosmos. En toch verlangde hij naar iets dat hem gelukkig kon maken. Iemand, zijn tegenpool, Ish en Isha, Yin en Yang. Opmerkelijk is dat in de tuin twee belangrijke bomen stonden: de boom die de mens leert wat goed of niet goed voor hem is en daarom mag hij zich er niet meester van maken, want God bepaalt wat goed is. Maar daarnaast staat de boom van eeuwig leven en wordt hier reeds aangekondigd wat slechts op het einde zijn vervulling vindt bij de verrijzenis.

Genesis 2, 4b-9;15-25

Lied 715: psalm 130: “Alles wacht op U vol hoop”

Uittocht uit Egypte: bevrijd uit slavernij

De heilsgeschiedenis begint maar echt vanaf de Uittocht. Tot dan was Jahwe een God van een kleine familie of enkelingen. Vanaf nu is Hij de God van een volk. De Uittocht was in feite niet meer dan de vlucht van een hoopje slaven via de moerassen bij de Rietzee. Maar het verhaal groeide uit tot een mythische verhaal dat altijd opnieuw werd verteld. Omdat God via Mozes had gezegd dat Hij er voor hen zou zijn, durfde het volk de stap naar bevrijding zetten. Plots was er die innerlijke kracht, het geloof in een beloofde toekomst, in een leider die hen aanspoorde. Toen zijn ze gegaan, maar vanaf dan zou ieder volk moeten durven geloven dat onze God een God van bevrijding is. ‘Ik zal er zijn, Ik heb het geschrei gehoord.’ Altijd opnieuw hebben mensen die tocht te doen: elke generatie, ieder persoonlijk heeft die weg van bevrijding te gaan vertrouwend op de stuwende kracht van Hem die zegt ‘Ik zal er zijn’.

Lezing uit de Jeugdbijbel van O. Van Outryve, p. 83

Lied 582: “Hoever te gaan”

Zegening van het water

Allen: Water dat mijn dorst lest
tegenstroom die mij beangstigt
water dat mij draagt naar Jouw overkant,
zee van uw oneindige horizon.
Was mij, maak mij schoon,
zuiver mij van kwaad en zonde,
laat mij drinken aan uw bron.
Priester: Zegen, God, (+) dit water van uw schepping
waardoor uw volk naar de vrijheid trok
en waarin Jezus werd gedoopt, bezield door uw Geest.
Mochten wij die ons tekenen met dit water
volstromen van U en van elkaar
En zo een nieuwe schepping beginnen.

Het nieuwe Licht en de nieuwe schepping
(We gaan naar buiten rond het nieuwe vuur staan.)

Gebed bij het vuur

Van het opgaan der zon tot haar dalen
Gezegend zij uw Naam, bron van licht en leven.
U bent het licht voor U is er geen duisternis.
Daarom bent U meegetrokken met een groep vluchtelingen
Als een beschermende wolk in de dag,
En als een zuil van vuur in de nacht.
U hebt met uw licht het dode lichaam van Jezus omhuld.
Zegen (+) dit nieuwe vuur,
dat ons zal verlichten op de weg die wij hebben te gaan.
Een weg van duisternis naar licht,
van angst en eenzaamheid naar leven in verbondenheid.
Maak in ons het verlangen wakker om nieuwe mensen te worden
Die herboren zijn in Jezus, uw toekomst-mens, Uw licht dat ons aanstoot.

Doorgeven van het licht
3 x zingen: "Licht van Christus – Heer wij danken U."

Paasboodschap: Marcus 16, 1 - 9

Hymne aan het licht 365: “Licht dat ons aanstoot in de morgen”
Kaarsjes worden rond de paaskaars gezet
(refrein 366: “Dat wij volstromen met levensadem”)

Homilie


Op de eerste dag van de week gingen de vrouwen heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf, zo schrijft Marcus. Maar de vertaling is een beetje verwarrend, want in het Grieks staat er ‘mnèmeion’ wat men best vertaalt als ‘gedenkplaats of grafmonument’ (en pas in tweede instantie als ‘graf)’. De eerste christenen gingen namelijk al heel snel na de dood van Jezus op bedevaart naar de plaats waar Hij was begraven, of misschien naar de plaats waar de Romeinen het lichaam hadden neergegooid. Gekruisigden werden namelijk in een put gesmeten en aan de wilde dieren overgelaten. Dat was hun vreselijke lot. Was dit besef voor die eerste gelovigen te vreselijk of heeft inderdaad Jozef van Arimatea ervoor gezorgd dat het lichaam toch in een graf werd gelegd? De doden begraven is immers één van de oudste plichten die in vele culturen terugkeert.

Zoals veel anderen gaan ook Maria uit Magdala, Maria de moeder van Jakobus en Salome op pelgrimstocht en aangekomen op de gedenkplaats zit daar een jongeman in een wit kleed. In het lijdensverhaal bracht Marcus hem ook al ter sprake als degene die achter Jezus aanging, maar, toen de soldaten hem vastgrepen, vluchtte zonder kleren, naakt in de donkere nacht. Nu zit hij hier als boodschapper. Alle christenen in Rome, voor wie Marcus zijn evangelie schreef, begrepen dat het om een doopleerling ging. Die kregen in de Paasnacht na ondergedompeld te zijn een wit kleed aangetrokken en bleven dit enige tijd publiek dragen als getuigenis en uiting van hun geloof. Die dopeling zegt tegen de vrouwen en zo tegen heel de geloofsgemeenschap dat Jezus leeft. Marcus typeert hem als een echte leerling die Jezus tot in zijn lijden was gevolgd. Eerst nog naakt en in angst, maar nu als getuige dat door het water van de doop ieder mens een transformatie doormaakt en toetreedt tot een nieuw leven.

Zo voert Marcus ons binnen in het Paasmysterie. Wat met Jezus is gebeurd, wat verrijzen eigenlijk is, wordt nergens vermeld, want het ligt voorbij onze ervaring, voorbij alle weten en verbeelden. Tegelijk wordt het beleefd als de voltooiing van Zijn leven en zo ook het perspectief voor wie gelooft. De evangelisten vertellen vooral wat het met mensen doet. Hoe zij een transformatie doormaken die hen tot nieuwe mensen maakt. De vrouwen verstillen bij deze huiverende ontmoeting, er wordt verteld hoe men opnieuw een gemeenschap opbouwt waar men in vrede en verbondenheid alles deelt. Men treedt naar buiten en begint te getuigen van dat leven van Jezus en van de God die Hem bezielde. Dat alles is de uitdrukking van een nieuw begin.

In het voetspoor van Jezus ontdekte men dat onze diepste Zelf altijd reeds aan God toebehoort, ook al vergeten wij dit meestal. En door het gebaar van de doop of de hernieuwing in deze nacht willen we ons opnieuw toevertrouwen aan dat diepste centrum dat ons tot nieuwe mensen maakt. Doorheen heel dit rituele gebeuren keren we naar de diepere kracht in ons, God voorbij God, als de Onnoembare, de Lichtglans die het leven sterk en onverwoestbaar maakt, waardoor we alle negativiteit kunnen overwinnen en bouwen aan een nieuwe wereld.
Laten we in deze Paasnacht ons overgeven aan die Kracht, aan het water en het licht opdat ze ons mogen transformeren tot die nieuwe mens.

Hernieuwing van de doopbelofte

Broeders en zusters,
reeds voor onze geboorte en ook later
werden wij opgenomen in een verhaal van liefde tussen mensen.
Zij hielpen ons open te komen voor deze wereld en
voor het Geheim dat alles draagt.
In deze nacht worden wij uitgenodigd persoonlijk te kiezen.
Een keuze voor de God van liefde en nabijheid
zoals ons aangereikt door Jezus, zijn geliefde Zoon.
Daarom vraag ik u:

Ben je bereid je te verzetten tegen alles wat Gods schepping verduistert, tegen het onrecht in deze wereld. Ben je bereid om met al je talenten te bouwen aan deze aarde tot zij een tuin van vrede en geluk zal zijn.
Allen: JA, DAT BELOVEN WIJ

Kun je geloven dat boven alle onrecht, lijden en dood een levensstroom van goedheid ons wil dragen? Geloof je dat Gods Rijk op handen is en dat er een geloofsgemeenschap is rond de verrezen Heer die gestalte wil geven aan Gods zorg om de mens?
Allen: JA, DAT GELOVEN WIJ

Ben je bereid je leven te delen, zelfs het prijs te geven, opdat de meest kwetsbaren een ereplaats krijgen? Ben je bereid om niet als heerser maar als een behoeder Gods schepping tot voltooiing te brengen?
Allen: JA, DAT WILLEN WIJ

Geloof je in Jezus als Gods dienaar en veelgeliefde zoon, geloof je dat Hij voor ons kan zijn: weg, waarheid en leven?
Allen: JA, DAT GELOVEN WIJ EN DAARIN WILLEN WIJ ELKAAR BEMOEDIGEN, OPDAT WE ZOUDEN LEVEN ZOALS HIJ. DAT ZIJN GEEST ONS MAG BEZIELEN EN VOEREN IN GODS HERSCHEPPENDE GROND.

Iedereen komt naar voor om zich te tekenen met het water van de doop.
Zingend 391: “Dan komt de dag”

Tijdens het grote dankgebed refrein 361: “Surrexit Dominus vere”
Na Onze Vader 362: “Zoals het licht ons verblijdt in de nacht”
Na de communie lied nr. 369: “Als een levende”

Licht ontloken aan het donker
Licht, gebroken uit de steen
Licht, waarachtig levensteken
Werp uw waarheid om ons heen

Licht, geschapen, uitgesproken,
Licht, dat straalt van Gods gelaat,
Licht uit Licht, uit God geboren,
Groet ons als de dagenraad

Licht, aan liefde aangestoken
Licht dat door het donker brandt
Licht, jij lieve lentebode
Zet de nacht in vuur en vlam

Licht verschenen uit de hoge
Licht gedompeld in de dood
Licht onstuitbaar, niet te doven
Zegen ons met morgenrood    (S. de Vries)

------